vrijdag 10 oktober 2014

Ontwikkelingsfasen, beeldbeschouwing en digibeten

Halô lieve (stiekeme) medestudenten/klasgenoten, en beste Guido,

Rode koontjes alom, van het harde werken natuurlijk, maar ook vanwege mijn digitale 'noob'gesteldheid. Want, alhoewel ik deze blogs in een gezellige 'ik doe alsof ik lezer(s) heb-vorm' gegoten had(, omdat ik had bedacht dat dat het format van de blog was,) had ik niet gedacht dat ook echt iemand anders in staat was om tot dit blog toe te treden, behalve dan meester Guido (die mijn ellenlange gewauwel slechts zou scannen op de aanwezigheid van de belangrijkste informatie) over een paar weken via een geheime link, laat staan dat iemand anders hem ook daadwerkelijk zou gaan lezen.. Mooi niet dus! (Zie hier waarom ik op het onderdeel interpunctie bij de taaltoets geen hoge score had, maar dat terzijde)!

Blijkt gewoon iedereen mijn blog open en bloot te kunnen vinden via het wereldwijdeweb! Nou ja, op zich niets te verbergen natuurlijk..(gauw mn spannende foto's uit 'de wolk' halen ;-) ). In het kader van NikkiOefent vond ik het zinvol hier een vermelding van te maken; weer wat geleerd in digiland!

Voortaan wel even een berichtje achterlaten hè, ik heb niet voor niets ingesteld dat 'Reacties van lezers zijn toegestaan', snoeperds!

De les

Over tot de orde van de les. Ontwikkelingsfasen en beeldbeschouwing. Dat was me een pittige maaltijd, die smaakt naar meer.

Over de ontwikkelingsfasen van Parsons kan ik vertellen dat dat er vijf zijn. Te beginnen met het favoritisme, gevolgd door ambachtelijk 1 en 2, waarbij men bij ambachtelijk 1 gericht is op de hoofdkenmerken en abstracte kunst nog kan appriciëren (is het dan zo dat we allemaal maar beter weer kleine kleuters zouden kunnen zijn, omdat we dan en masse meer begrip hadden voor de prachtige werken van Appel, Picasso en moesten we huilen bij de schoonheid van de eenvoud van Mondriaans werk.. Nee! Niets is minder waar, dát begrip (van kleine kleuters) is gericht op de onkunde een beeld meer in détail te kunnen beschouwen, dat van kunstdeskundigen is gericht op hun kennis van en waardering voor het werk binnen de context, de plaatsing in de tijd etc.) en ambachtelijk 2 is gericht op de détails; men waardeert de details, stelt realisme als voorwaarde en de beleving van de kijker is in deze fase representatief voor dat van iedere andere beschouwer. Dan volgt de fase van expressiviteit. De realiteit mag wijken ten behoeve van de uitdrukking van een gevoel. Op basis daarvan waardeert de kijker het beeld. Fase 4, is die van het formalisme. Je waardeert een beeld op basis van de formele kwaliteiten, de stijl. In deze fase kun je bij een beeld ook een esthetische ervaring beleven en dat met anderen delen. In fase 5, genaamd 'Open mind', bekijk je het beeld in de context, ben je je ervan bewust dat je interpreatie wordt beïnvloed door die context en dat jij een beeld uit het begin van de 20e eeuw nu anders interpreteert dan een kijker uit bijvoorbeeld die tijd, omdat er.. vul maar in, bijvoorbeeld andere maatschappelijke aspecten een rol speelden, dan nu.

Beeldbeschouwing. Om beelden in de klas te beschouwen moet je goede vragen bedenken bij het beeld. Dat is lastig, maar door in ieder geval gebruik te maken van de volgende vijf typen vragen, kom je een heel eind. Te beginnen met een startvraag. Die wordt gevolgd door de onderzoeksvragen, de analysevragen en eventueel de speculatieve vragen, waarna wordt besloten met een oordeelsvraag die een besluit, een conclusie inhoudt, geen oordeel als in goed of fout.

Met de billen bloot. Hier mijn vragen bij het beeld van Gnomeo en Julliet.

startvraag: wie heeft deze film gezien? Kun je aan de klas even kort
vertellen waar de film over gaat?
Onderzoeksvragen: Wat zie je op de poster? Wat staat er op afgebeeld? (Zijn
het mensen?) Zijn de kabouters een grote gezellige familie? Waaraan kun je
zien dat dat (1 grote gezellige familie) niet zo is? Hulpvragen: Welke
emoties herken je op hun gezichten? Wat hebben de kabouters (antwoord uit
eerdere vragen) vast? Welke kleuren zijn gebruikt? Hoe staan ze op de poster
afgebeeld? Wat valt je op aan de titel van de film? welke andere beroemde
verhaal/titel herken je daarin? Hoe liep het met hen af? Zou het goedkomen
met de kabouters denk je? Waarom denk je dat(, blijf met je antwoord bij de
poster)?
Analysevragen: Wat zeggen die elementen ons over het verloop van het verhaal?
Wat betekenen die schep en boormachine en die verschillende kleuren
puntmutsen? Wat vertelt de titel ons over het verhaal?
Speculatieve vragen: Verandert de situatie als de kabouters allemaal bloemen
en slingers in hun hand zouden hebben? Zouden ze dan ook boos kijken? Wat als
de kabouters nu allemaal dezelfde kleur puntmuts zouden hebben? Zouden ze dan
nog ruzie hebben? Wat als de twee kampen allebei een jongetjes hadden
gekregen, of allebei een meisje? (maar juf, misschien zouden ze wel homo
geweest zijn, of lesbisch, dan heb je hetzelfde verhaal!)
Oordeelvragen: Dus, wat is nu de betekenis van deze poster? Wat vertelt het
ons?

Je ziet, ik heb nog wat te oefenen. Ik heb hele 'losse' vragen gesteld over de details. Vragen die vooral gericht zijn op fase 2b, beter bekend als ambachtelijk 2. Ik ben niet bewust uitgegaan van deze fase. Nu ben ik gelukkig wel in staat in mijn reflectie op de opdracht dit te herkennen. Na de controle met Guido's vragen zag ik dat ik bij het stellen van de vragen (afhankelijk van de doelgroep/leeftijd van de leerlingen) al meer uit kan gaan van dat wat er wordt uitgedrukt op het beeld. Die zichtbare strijd tussen de kabouters mag al door mij als leerkracht benoemd worden voor leerlingen die zich in fase drie bevinden. Zij mogen daar dan de beeldkenmerken bij gaan zoeken, zodat zij zich bewust zijn van de aspecten die bijdragen aan de uitdrukking van 'strijd'. Goed. Dat was het dan weer voor vandaag.

Tabee!

P.s. Oproepje/ hartenwens: Is het je gelukt dit verhaal door te ploegen, of ben je toch nog even naar het eind toegescrolld? Laat dan een reactie achter in de vorm van: [je naam] was hier.. Of verzin wat anders leuks. Ook prima. Om het ijs te breken, zal ik vast als eerste schaapje over de dam komen, wie volgt? wie durft? Ik ben benieuwd!

donderdag 9 oktober 2014

Beeldaspecten

Goedemiddag!

Afgelopen les hebben we het, zoals de titel al aangeeft, gehad over beeldaspecten. De beeldaspecten zijn ruimte, kleur, vorm, structuur (textuur) en compositie. Deze hoofdcategorieën zijn op te delen in subcategorieën, bijvoorbeeld kleur in kleurverzadiging, kleurgebruik, licht en donkerwerking etc.

Om dit glashelder op ons netvlies te krijgen paste Guido een werkvorm toe, waarbij iedereen een plaatje en een losse tekst kreeg (een subcategorie) en waarbij iedereen de juiste tekst bij zijn plaatje moest zien te vinden. Interessante werkvorm, die ruimte laat voor een andere invulling, waar deze door verschillende groepen verschillend wordt uitgevoerd.

Daarna mochten we aan de slag met het werkproces experimenteren, en wel op de Ipad. De opdracht: maak een selfie met een duidelijk herkenbare emotie en experimenteer net zo lang tot alleen de beeldaspecten van die emotie nog te zien zijn in jouw portret; jijzelf moet onherkenbaar zijn!

Dit was het resultaat na de les..


Je ziet, op de via de vooraf bekend gemaakte eisen (doelen) scoor ik nog onvoldoende op de rubric die uit deze voorwaarden gemaakt zou kunnen worden, maar ik mag van mijn lieftallige huisgenoot  nog wat experimenteren op haar Ipad, dus er zal nog voor het einde van de collegereeks een prachtige onherkenbare blijheid op deze blog worden gepost.

Tabee!

donderdag 2 oktober 2014

werkprocessen #1 en # 2

Beste lezer,

Afgelopen les zijn er werkprocessen aan bod gekomen. Er zijn grofweg drie werkprocessen, te weten het traditioneel ambachtelijke werkproces, het ontwerpproces en het experimentele werkproces.

Bij het eerste proces wordt het technische doel van beeldende vorming behaald, maar blijft het beeldend vermogen van de maker onaangesproken. Bij het tweede proces is dat precies andersom. Het laatste proces heeft als voordeel dat je direct kunt starten met het gekozen materiaal, maar dit is een werkproces dat niet voor iedere doelgroep te gebruiken is.

Ook leerden we een basisplan te maken voor een les BV, door zo'n les volgens plan 'te ondergaan'.

We maakten een animatiefilmpje over racemonsters. Guido, onze leerkracht, startte de les met het laatste thema (stap 1). Daarna kregen we een filmpje uit de animatiefilm Cars te zien en mochten wij vertellen waar we aan konden zien dat de hoofdrolauto's snel waren. Verder kregen we plaatjes te zien van verschillende monsters en werd ons gevraagd waar we aan konden zien dat zij er 'monsterlijk' uit zagen. Guido verzamelde dus 2d en 4d materialen (stap 2) en beschouwde met ons de beelden om ons nauwkeuriger te laten kijken (stap 3). Dit is de receptieve fase van de les.

Vervolgens stelde Guido ons een beeldend probleem; we zouden racemonsters gaan maken. Ook selecteerde hij hiervoor de materialen, te weten klei en het medium (animatie-)film. (stap 4). Ons werden technische en beeldende doelen gesteld (stap 5). De racemonsters dienden er snel en monsterlijk uit te zien aan de hand van de voorwaarden die we met elkaar in de receptieve fase van de les hadden gesteld om een object er snel en monsterlijk uit te laten zien. Ze moesten bewegende onderdelen bevatten en gemaakt zijn van klei. Daarna konden we experimenteren met het materiaal en maakten we de monsters in tweetallen naar eigen inzicht (stap zes). Dit was de productieve fase van de les. Guido begeleidde ons bij het maken van de keuzes (stap 7). Tot slot bespraken we met elkaar de racemonsters a.d.h.v. de vooraf gestelde beeldende en technische doelen en we bekeken of het ons gelukt was deze doelen te behalen (stap 8).

In deel 2 van de les maakten we een animatiefilmpje met de gemaakte monsters. Hiervoor werd een nieuw basiplan gevolgd.

stap 1: thema animatiefilmpje maken
stap 2: laten zien van filmpjes en hoe dat gemaakt wordt.
stap 3: met elkaar in gesprek over hoe dat dan gedaan wordt. (controle voor de docent of het begrepen wordt)

stap 4: beeldend probleem plus materiaal/medium: maak een animatiefilmpje
stap 5: technische en beeldende doelen: je racemonsters moeten snel gaan, er moet een strijd aanwezig zijn, er moet een crash inzitten.
stap 6: experimenteren maar!

stap 7: Guido begeleidt ons bij de keuzes
stap 8: we bekijken de fimpjes en reflecteren op de technische en beeldende doelen.

Zie hier het eindresultaat!


In werkprocessen #1 is Fred de raket gebouwd door Nikki en Sebastiaan en Willie de wheelie is gebouwd door Suzanne en Eline.

Zoals te zien moeten we nog even oefenen met het bewegend beeld. Dat mag nog best iets vloeiender. Wel racen onze monsters supersnel over onze aardkloot of door ons sterrenstelsel. Eeen strijd is gaande, maar nog niet erg spannend voor de kijker en ondanks het ontbreken van een voor de kijker spannende of spectaculaire crash, zit deze er wel degelijk in. Doelen van les twee behaald.

Ons monster ziet er monsterlijk uit vanwege zijn kop met enge tanden van ijzer, een hard koud materiaal. Ook zijn kapsel in de vorm van een hanekam maakt hem er niet zachter en vriendelijker op. De richting van de 'manen' is zo dat het bedraagt aan het snelle uiterlijk van ons monster; de diagonale lijnen zitten erin en die worden voortgezet door de lijn van de staart. De vlammen uit zijn achterste maken hem minder speedy, maar wel meer monsterlijk. Ook de groeven/strepen in zijn gladde romp geven hem iets beestachtigs, maar door de richting van de strepen blijft hij er snel uitzien.

Ons monster is volgens deze eisen, waarvan een rubric te maken is, beter gelukt dan het filmpje, maar een voldoende zou er ook voor het filmpje in moeten zitten.

Tot de volgende les!

Nikki