maandag 10 november 2014

Eindopdracht

Lesvoorbereidingsformulier


Uitwerking lesplan

Lesfasenmodel
Mijn les is opgebouwd uit drie lesfasen. Een receptieve fase, een productieve fase en een reflectieve fase. Vooraf selecteer ik een thema, een materiaal en een techniek en stel ik een beeldend en een technisch doel dat aansluit bij het beeldend vermogen en de ontwikkelingsfase van de leerlingen. De leerlingen zullen met het materiaal gekleurd papier gaan werken. De technieken die ik voor deze opdracht selecteer zijn knippen en plakken. Het beeldend doel van de les is het maken van je eigen kerstversiering. Het technische doel is leren knippen en plakken.

De leerlingen (van groep 1 en 2) bevinden zich voornamelijk in de ontwikkelingsfase van ambachtelijk 1, waarbij de leerlingen zijn gericht op de hoofdkenmerken. Een enkele jongste kleuter zit nog in de fase van het favoritisme, en een enkele oudere kleuter bevindt zich al in een overgangsfase tussen ambachtelijk 1 en 2. Ik heb het technische doel van mijn les op basis van deze kennis veranderd van tekenen in  knippen en plakken, omdat de kinderen bij het tekenen van één stuk kerstversiering niet meer bezig zijn met de kerstversiering an sich, maar met de invulling van één zo’n stuk waardoor het eindwerkstuk (een gezamenlijk versierde kerstboom) tijdens het werkproces uit het oog verloren wordt.
 

Kerstboomversiering. Receptieve fase
Met de op handen zijnde feestdagen heb ik voor deze les Beeldende Vorming  gekozen voor het thema van de kerstboomversiering. Ik start de les door de leerlingen te laten kijken naar het beeld van een echte (fysiek aanwezige) kale kerstboom. Dat beeld beschouwen we doordat ik hen de volgende vragen stel:
Startvraag: zou je deze boom zo in de woonkamer zetten?
Onderzoeksvragen:Waarom (wel) niet? Wat mist er aan deze boom?

Daarna laat ik hen via het smartboard in een powerpointpresentatie verschillende plaatjes en een filmpje zien. Ik start met een plaatje zien van een versierde kerstboom. Met het plaatje van de kinderen die de kerstboom aan het versieren zijn in de rechterbovenhoek.



Vervolgens krijgen de leerlingen een collage te zien van verschillende soorten versiering in de kerstboom. 



Andere onderzoeksvragen die volgen: Zijn de bomen allemaal hetzelfde versierd? Nee. (Zijn ze bijvoorbeeld allemaal hetzelfde van kleur? Nee.) (Welke kleuren zie je? Blauw, zilver, wit rood, ) Zitten er alleen maar ballen in de boom? Nee. (Wat voor kerstboomversiering zie je nog meer? Kerststerren, ijssterren, hartjes, een bloem, vogels, (ijs)pegels strikjes, een kerstman, een rendier een uil, een hobbelpaard, een cadeautje, (lichtjes)) Als we alleen maar [antwoord vorige vraag] in de boom hangen, is de kerstboom dan klaar? Nee.

Laten zien filmpje De kerstman in de kerstboom (00:25-01:10) met de kijkvraag/onderzoeksvraag: Wat zit er dan nog meer in de boom? Slingers. lichtjes en een piek.

Analysevragen: hoe zit die versiering in de boom? /Hoe blijven al die versiersels zo goed in de boom zitten?
Vastgemaakt. Dan laat ik in één kader het volgende plaatje zien, samen met het plaatje van een papierslinger en eerste plaatje van de versierde kerstvboom
 Onderzoeksvragen: hoe kan het dat deze kerstboom in de boom blijft hangen? (vragen aan een oudste kleuter) doordat er een lus aan zit. Door het gat.
 Hangen de slingers en de lichtjes hetzelfde[/ook door een lus] in de boom? Nee. Die is van boven naar beneden tussen de takken gelegd. En de piek? Hoe zit die in de boom? Die staat erop.

Analysevragen: hoe komt het dat de slinger/lichtje anders in de boom hangt dan een kerstboom? En een piek anders dan een slinger?

Speculatieve vragen: (Als je de knijpers van de kaarsjes haalt/) de slinger in stukjes knipt/ de haakjes uit de gaatjes van de ballen, pegels en sterren haalt(/het boogje uit het zuurtje/het gat uit het kransje,) zou die dan nog zou goed blijven hangen in de boom? Als ik een paashaas, of een zonnebloem in de boom hang, is het dan nog kerstversiering?
Oordeelvraag: Hoe wordt een kerstboom versierd? 

Maak échte kerstboomversiering. De productieve fase 
Het beeldend probleem waar leerlingen voor gesteld worden is het maken van kerstversiering van papier, dat werkelijk in de boom kan hangen. De leerkracht begeleidt het proces zo, dat alle versiering wordt gemaakt. Groep 1 zal individueel aan de slag gaan, groep twee mag, afhankelijk van hun idee in tweetallen werken (samen een slinger maken). 

Groep 1: 
maak voor jezelf een stuk kerstversiering dat echt in de boom kan hangen.

Groep 2:
Maak voor jezelf, of in tweetallen kerstversiering die echt in de boom kan hangen.


De beeldaspecten waar leerlingen mee zullen werken zijn kleur en vorm. Het beeldaspect kleur is ingezet (eigen keuze voor kleuren) opdat het de motivatie van de leerlingen voor de oprdacht vergroot en dat het de authenticiteit van hun eindproduct ondersteunt. Het beeldaspect vorm is zo ingezet dat zij appelleert aan het beeldend en technisch doel. (Hoe krijg ik de kerstversiering die ik bedacht heb, geknipt en geplakt uit het gekleurd papier? en Hoe vorm (knip en plak) ik mijn kerstversiering zo dat hij in de boom blijft hangen?) Hierna zullen de leerlingen middels het werkproces experimenteren aan de slag gaan met het materiaal om kerstversiering te maken dat echt in de boom kan hangen. Ik zal de kleuters instrueren hoe ze een schaar moeten vasthouden, voordoen hoe ze moeten knippen en hoe ze moeten plakken, met welke hoeveelheid lijm. Oudere kleuters expliciet instrueren met de optie eerst te bedenken wat voor soort kerstversiering ze willen maken. Op deze manier is het ontwerpproces eveneens geïntergreerd voor hen die daar aan toe zijn. 

De boom in. De reflectieve fase
De leerlingen hangen hun werkstukje in de boom, of geven ze aan juf, die er de boom mee versiert. Daarna beschouwen we met de groep de versierde kerstboom. Bevat de boom alle versiersels die een kerstboom heeft? [Alle soorten versiering afgaan. Slingers, lichtjes, losse versieringen en piek] Met de groep goede individuele werkjes bekijken en bespreken. Wat hangt er allemaal in de boom? Hoe zie je dat? [herkenbaarheid kerstboomversiering] Welke hangt er goed? Hoe komt dat? Welke is goed geknipt? Hoe zie je dat? Welke is goed geplakt? Waaraan kun je dat zien? 

Beoordelingsrubric






Beeldend vermogen

Beste lezer,

Afgelopen les ging het om het beeldend vermogen; het vermogen om je uit te kunnen drukken in beeld.

Er zijn kortweg vier fasen te onderscheiden. De fase van het krabbelen (fase 1), de fase van het coderen van de werkelijkheid (fase 2) die is op te delen in twee delen (vooral in basisonderwijs), en de fase van de zichtbare werkelijkheid, die in de bovenbouw van het basisonderwijs ontwikkeld kan zijn. Het beeldend vermogen ontwikkelt zich volgens die vier fasen.

In de les hebben we met elkaar de meegenomen kindertekeningen gesorteerd naar fase en daarna hebben we de indeling in deze fase beargumenteerd aan de hand van de manier waarop de beeldaspecten te herkennen waren in de tekeningen.



In fase 1 (2-4 jaar), leert het kind sporen te maken. Kleuren worden gekozen om sporen van elkaar te onderscheiden. Het kind leert in deze fase van grof motorisch naar fijn motorisch handelen. De bewegingen ontwikkelen vanaf bewegingen vanuit de schouder, via bewegingen vanuit de elleboog en de pols,  naar bewegingen vanuit de vingers.

Een tekening van een kind in ontwikkelingsfase 1


De eerste ontwikkeling is te signaleren via het beeldaspect vorm. In de sporen zijn lijntekeningen te herkennen en en de vormen worden meer gesloten. Later gaan kinderen complexere vormen tekenen, ze leren stapelen en daarna gaan ze proberen in lijn een contour te tekenen.

In fase 2 (4-10 jaar) Het kind tekent eerst bewegende dingen (mensen en dieren, naar wat het interesseert) en gaat later pas huizen tekenen. Zijn mensen ontwikkelen zich van koppoter, naar de zogeheten kopbuikpoter. Het zal eerst dat waar zijn aandacht naar uit gaat, het grootst tekenen, in het geval van een mens of dier; het hoofd. Zoals in fase 1 de kleuren onderscheidend gebruikt werden, om  sporen te herkennen, zo worden in deze fase haakse lijnen getekend om de vormen goed te kunnen onderscheiden.
fase 2a (4-8 jaar): het kind zal de vormen van gecodeerde werkelijkheid nog willekeurig op het vlak verbeelden. Het tekent niet de werkelijkheid zoals hij die ziet of via dat wat hij ervan weet. Hij tekent in codes. Ook tekent het naar ruimte op het vlak. Is er nog ruimte, zal het bijtekenen, is er geen ruimte om iets erbij te tekenen, zal het stoppen met het tekenen van die vorm.
Kindertekening van een kind in ontwikkelingsfase 2a

In fase 2b (5-10 jaar): het kind gaat het beeldvlak ordenen. Het gaat een
compositie maken. Eeen tekening krijgt een onder het een boven. De werkelijkheid is nog steeds gecodeerd en clichématig. Er wordt gebruik gemaakt van symbolische kleuren. Ook maken kinderen in deze fase gebruik van exemplariteit. hetzelfde figuurtje met verschillende attributen verbeeldt iemand anders.
Een kindertekening uit fase 2b, een eerste compositie

Fase 3 fase van de zichtbare werkelijkheid (10-15 jaar)
Kinderen, jongeren willen de zichtbare werkelijkheid zo natuurgetrouw mogelijk weergeven. Ze gaan natekenen. Ze willen de zichtbare werkelijkheid verbeelden. In deze fase zullen ze het tekenen minder leuk gaan vinden, omdat ze die werkelijkheid niet meer kunnen vangen met hun tekentechniek. Je kunt nieuwe technieken gebruiken om aan deze behoefte tegemoet te komen. Kinderen gaan gebruik maken van lijnperspectief, ze gaan een textuur proberen uit te drukken, het ze gaan met licht en donker werking ruimte proberen te suggereren. Naast kleur, vorm en compositie, ontstaat er ruimter voor de andere beeldaspecten. 

Reflectie

De onderstaande tekening hadden we oorspronkelijk geplaatst onder fase 2a. Dat is te zien aan bijvoorbeeld het opgeplakte etiket van de wanordelijke plaatsing. Bij nader inzien is er wel degelijk sprake van een compositie, een relatief complexe zelfs. Linksboven is een zon getekend om de lucht aan te duiden. Eronder hangt een vliegtuig in de lucht en daaronder zijn soldaten met zwaarden op de grondlijn getekend. Rechts op het vlak zijn halverwege weer een soort ridders afgebeeld, zij staan op de kasteelmuren. Een relatief complexe compositie dus, en zeker geen wanordelijke plaatsing. De tekening is motorisch nog wel vrij grof getekend. Meer vanuit de pols dan vanuit de vingers. De tekenaar wilde gedétailleerder tekenen dan hij motorishc nog scheen te kunnen verbeelden. Om het eerst opgemerkte herplaats ik deze tekening in fase 2b. 


kindertekening, oorspronkelijk geplaatst in fase 2a, herplaatst in fase 2b

Dit was het dan. De laatste blog voor dit vak. Het was een inspirerende reis door het nieuwe medialandschap en ik zal mijn best doen de wcrolletjes- muizentrappetjes pietjesmentaliteit achterwege te laten en haar de schooldeuren uit te werken.

Tot ooit. 

Hartelijke groeten,

Nikki (oefent voortaan in/met de klas)

P.s. Nog niet helemaal uitgelezen? Mijn eindopdracht volgt nog.


zondag 9 november 2014

Beeldend probleem

Beste lezers,

Bij deze fase in de collegereeks aangekomen, ontstaat een gaatje tussen wat ik begrijp en wat ik kan.

Op basis van een les uit de methode moet je doen, heb ik de dinsdag voorafgaand aan dit college (14 okt.) een lesje BV gegeven. Na bijeenkomst 6 over Ontwikkelingsfasen en beeldaspecten schoot ik Guido nog even aan voor feedback op mijn idee, waarna bleek dat ik de kleuters eigenlijk voor een dubbel beeldend probleem stelde. Ik wilde te veel. Gelukkig moest de les over het beeldend probleem nog komen, dus no stress. Echter, na deze les en zelfs na het bekijken van de instructiefilmpjes blijkt het begrijpen van de theorie nog best iets heel anders te zijn dan het toepassen in de praktijk. Nog even lekker blijven oefenen dus!

De theorie
Hier in ieder geval de theorie. Een les BV wordt gevormd aan de hand van een beeldend probleem, opdat elke leerling door het zoeken naar een oplossing van dat probleem, zelfstandig tot een authentiek beeld komt. Dat is het doel en tevens stap 6. van het proces dat beeldend problematiseren heet.

Om een leerling die kans te bieden laat je hem eerst 1. inleven in een thema d.m.v. de recpetieve fase van de les. 2. Je stelt de opdracht zo dat clichés doorbroken worden (bij het uitbeelden van liefde met valentijn de kinderen geen hartjes laten tekenen). Dan volgt de productieve (en de lastigste) fase van de les, 3. de leerling vertaalt zijn beleving naar een beeld. 4. Zij zoeken naar een oplossing voor het beeldend probleem door te experimenteren met materialen en media. 5. Daarna kiezen zij de beste oplossing voor het beeldend probleem (Dat kan niet fout zijn, tenzij er een cliché van gemaakt is).

De blije kubus, een gevecht
clichékubus
woeste kubus
Wij studenten ondergingen zo'n les.We kregen de opdracht een kubus te tekenen, waarna ongeveer vijfentwintig dezelfde kubussen uit onze houtskooltjes tevoorschijn kwamen. Doordat Guido ons liet zien dat deze met recht 'typische' kubus perspectivisch niet klopt, werd duidelijk dat wij allen vanuit een cliché tekenden. Vervolgens kregen we de opdracht een blije kubus te tekenen, waarna iedereen een kubus met een blij gezichtje tekende. En toen werd het lastig: teken een blije kubus zonder een gezicht erop te tekenen. Via de tussenopdrachten van een verlegen kubus en een woedende kubus werden wij ons bewust van de inzet van diverse beeldaspecten voor de vormgeving van een emotie en het belang van de eigen emotie bij het proces van het tekenen zelf. Op dit punt in de les werd ook de toegevoegde waarde van het materiaal (houtskool) zichtbaar. Daarna ontstond de blije kubus; rondere, grotere, kubussen met golvende, slingerende lijnen, getekend onder het geneurie van sommigen. 

Blije kubus
De oplossing, een dansende kwal
Nadat wij als studenten een les als leerlingen hadden ondergaan, kregen wij de opdracht de stageopdrachten van medestudenten met een kritisch oog te bekijken en, waar nodig, te verbeteren. Onze opdracht: 

Levende pop
Maak in tweetallen een animatie van een dansende modelpop met behulp van de webcam in de laptop. Zorg ervoor dat de kleine stapjes vloeiende bewegingen opleveren. 

Wij presenteerden onze oplossing als volgt (ons groepje, bestaande uit Sebastiaan, Tjerkje en Nikki, presenteert tussen 6:50 en 9:55): 

Résumé: er zit een verschil tussen begrijpen en het toepassen van m'n verworven kennis. Als hulpmiddel bij het beeldend problematiseren kun je de zes stappen langslopen. Een blije kubus tekenen is lastig (en je zorgt dat je technisch doel en beeldend doel met elkaar samenhangen). En van kritisch kijken naar de opdrachten van anderen word je beter.

Tot volgende keer!

Nikki